|
|
|
|
Fiscale aspecten van beëindiging onderneming
In deze
economisch moeilijke tijd komen nogal wat ondernemers tot de
conclusie dat zij er verstandig aan doen de activiteiten te
beëindigen. Dit is in het algemeen een rationele keuze als er geen
uitzicht op positieve resultaten bestaat of de resultaten dermate
gering zijn dat in dienstbetrekking een hoger inkomen kan worden
verworven.
In het
kader van de beëindiging zullen de bezittingen van de onderneming
worden verkocht. Het positieve verschil met de boekwaarde is belast
en het negatieve verschil aftrekbaar. Voorzover bezittingen niet
worden verkocht, gaan deze over naar het privé-vermogen. Het
verschil tussen de werkelijke waarde en de boekwaarde - positief of
negatief - maakt deel uit van het resultaat bij staking. Vaak zal
er bij bedrijfsbeëindiging sprake zijn van een verlies. Dit kan worden
verrekend met het belastbaar inkomen in box 1 van de drie
voorafgaande jaren en de negen komende jaren. De fiscus stelt dit
verlies bij beschikking vast, zodat er later geen discussie meer
over hoeft te ontstaan.
Beëindiging
van een niet succesvolle onderneming kan tot gevolg hebben dat de
ondernemer met een schuld blijft zitten. Over de fiscale
behandeling van een dergelijke schuld zijn diverse procedures voor
de belastingrechter gevoerd. Ex-ondernemers wilden daarbij de rente
van hun inkomen aftrekken. De fiscus weigerde dat. Als de
onderneming is beëindigd, kan
er namelijk geen sprake meer zijn van een ondernemingsschuld. De
schuld gaat over naar box
3 en box
3 kent geen renteaftrek. De schuld kan worden verrekend met
bezittingen in box
3 als men die tenminste heeft. De belastingrechter
kiest in dergelijke gevallen de lijn van de Belastingdienst.
Als er na
beëindiging van het bedrijf nog rekeningen binnenkomen of baten
worden ontvangen, is sprake van zogenaamde nagekomen bedrijfslasten
of -baten. Deze komen in de belastingaangifte als negatieve of
positieve winst uit onderneming in aanmerking, ook als het bedrijf
officieel al is beëindigd.
Staking van
een onderneming kan
ook btw-gevolgen hebben. Stel de ondernemer heeft een auto waarvan
hij bij aanschaf de btw heeft afgetrokken. De overgang naar
privé-vermogen is voor de omzetbelasting een levering. Er zal dus
19% btw moeten worden afgedragen over de waarde minus de zogenaamde
rest-BPM.
. . . terug naar boven
|
Ondernemer gaat naar buitenland
Stel u bent
als ondernemer succesvol in Nederland.
U waagt een poging in Duitsland en de Duitsers blijken al even
verzot op uw product als de Nederlanders. U vraagt zich af of u de
in Duitsland behaalde resultaten in uw Nederlandse aangifte
inkomstenbelasting moet verantwoorden. Misschien wil de Duitse
fiscus de desbetreffende inkomsten belasten? Voor de btw moet de
ondernemer zich in elk geval in Duitsland registreren als hij aan
Duitse particulieren levert. Levert hij aan Duitse ondernemers, dan
is er sprake van een zogenaamde intracommunautaire levering.
Hierbij hoeft geen btw te worden berekend.
Voor de
inkomstenbelasting gelden andere regels. Een ondernemer is daar
belast waar hij is gevestigd. Een Nederlandse ondernemer is dus in
Nederland belast. Dat geldt in principe ook voor in het buitenland
behaalde winst. Als de ondernemer echter een vestiging in het
buitenland heeft, zal het buitenland hem willen belasten voor de
winst die aan die vestiging toerekenbaar is. Fiscalisten spreken in
dit verband van een 'vaste inrichting'. Nederland geeft in zo´n
geval een korting op de belasting waardoor dubbele belastingheffing
wordt voorkomen. Wel kan dubbele belasting ontstaan als de
betrokken belastingdiensten tot een verschillende winsttoerekening
komen.
Het verhaal
wordt anders als men in het buitenland niet slechts een vestiging
heeft maar een rechtspersoon, in Duitsland bijvoorbeeld een GmbH.
Een rechtspersoon wordt als een zelfstandige entiteit in de
belastingheffing betrokken. De GmbH zal dus aan alle Duitse
heffingen onderworpen zijn. Dat de aandeelhouder een buitenlander
is, maakt geen verschil. Fiscalisten noemen dat een deelneming. Als
de GmbH aan haar Nederlandse aandeelhouder dividend uitkeert, is
dit in Nederland vrijgesteld op grond van de zogenaamde
deelnemingsvrijstelling. Dit geldt als de Nederlandse aandeelhouder
een BV of andere rechtspersoon is. Als de Nederlandse aandeelhouder
echter een natuurlijk persoon is - zeg maar een mens van vlees en
bloed - is het dividend belast met inkomstenbelasting. Dit is
fiscaal niet voordelig zodat het verstandig is een andere structuur
te kiezen.
Hoe dan
ook, een ondernemer die internationaal zijn vleugels uitslaat moet
zich goed laten begeleiden door zijn accountant en zijn belastingadviseur.
. . . terug naar boven
|
|
|
|
|
Aan het
einde van het jaar is het tijd voor het treffen van maatregelen om
de fiscale positie in 2010 zoveel mogelijk te optimaliseren. De in
dit artikel opgenomen eindejaarstips voor de ondernemer, de
directeur-grootaandeelhouder (dga), de werkgever, de particulier en
de woningeigenaar kunnen u fiscaal voordeel opleveren.
. . . lees verder op Internet
|
Echtscheiders behouden recht op hypotheekrenteaftrek
Een
wijziging van het partnerbegrip voor de inkomstenbelasting per 1
januari 2011 dreigde voor eigenwoningbezitters die in scheiding
liggen financieel nadelig uit te pakken. Zou een van de partners de
woning verlaten, dan zou deze geen recht op hypotheekrenteaftrek
meer hebben zolang het verzoek tot echtscheiding nog niet bij de
rechter ligt. Momenteel heeft de vertrekkende partner dit recht
onder bepaalde voorwaarden wel.
Staatssecretaris
Weekers (Financiën) vindt het ongewenst dat de
echtscheidingsregeling door de wijzigingen op het gebied van het
fiscaal partnerschap wordt beperkt. Hij heeft aangegeven de
wetgeving per 1 januari 2011 aan te passen, zodat het recht op
hypotheekrenteaftrek voor de vertrekker blijft gelden vanaf het
moment dat er sprake is van duurzaam gescheiden leven. Met deze
wetswijziging zal in 2011 een beroep op de echtscheidingsregeling
onder dezelfde omstandigheden mogelijk blijven.
. . . lees verder op Internet
|
Maatregel lager
gebruikelijk loon bij omzetdaling eindigt
Voor
aandeelhouders met een aanmerkelijk belang in hun BV of coöperatie
en voor werknemers die vermogen beschikbaar stellen, geldt de
gebruikelijkloonregeling. In verband met de economische crisis mocht
de DGA bij een omzetdaling het gebruikelijk loon in 2009 en 2010
lager vaststellen. Met ingang van 1 januari 2011 is deze maatregel
niet meer van toepassing.
Bij de
gebruikelijkloonregeling voor de DGA wordt de
aanmerkelijkbelanghouder geacht een loon te krijgen dat
gebruikelijk is voor het niveau en de duur van zijn arbeid. Dit
loon is minimaal 41.000 euro. Wanneer het bedrijf slecht heeft
gepresteerd door de economische omstandigheden mag de DGA zijn
gebruikelijk loon evenredig verminderen.
. . . lees verder op Internet
|
Vergoedingen en
verstrekkingen: huidige regeling versus werkkostenregeling
Een
werkgever kan in 2011, 2012 of 2013 nog kiezen voor toepassing van
de oude regeling en geen gebruik maken van de werkkostenregeling.
In dit artikel treft u een beschrijving aan van onder andere de
fiscale behandeling van vergoedingen en verstrekkingen in het geval
een werkgever kiest voor de oude regeling en in het geval een
werkgever gebruikt maakt van de werkkostenregeling. Om op een
makkelijke manier de situaties met en zonder de werkkostenregeling
te vergelijken, komt een aantal vergoedingen en verstrekkingen in
beide situaties aan bod.
. . . lees verder op Internet
|
Weet hoe het
zit met identiteit werknemers
Wat moet u
als ondernemer doen om de identiteit van nieuw personeel vast te
stellen? Hoe bepaalt u of de nieuwe medewerker in Nederland mag
werken? Om u te helpen heeft de overheid samen met het
bedrijfsleven een handig stappenplan ontwikkeld. Via de site
www.weethoehetzit.nl is de overheid een campagne gestart om u
hierover te informeren.
. . . lees verder op Internet
|
EU Hof: Buitenlandse huurauto valt buiten bpm
Door een
uitspraak van het Europese Hof zou de Nederlandse schatkist wel
eens veel inkomsten mis kunnen lopen. In de procedure, aangespannen
door een Nederlandse automobilist die een jaar lang rondreed in een
Duitse huurauto, heeft het Hof bepaald dat de man geen bpm in
rekening mag worden gebracht.
De
uitspraak kan verstrekkende gevolgen hebben voor de bpm-inkomsten
omdat nu de regel is dat Nederlanders die in ons land in een lease-
of huurauto met buitenlands kenteken rondrijden, een torenhoge
naheffing bpm kunnen verwachten.
. . . lees verder op Internet
|
|
|
|